Dat heerlijke zomerse gevoel
In de meivakantie was ik twee dagen in Dordrecht. Voor het eerst. ‘Verrassend mooi’, zeg ik sindsdien tegen mensen die vragen hoe het was.
Een tip: ga aan het begin van een zonnige avond op een bankje aan de Kuipershaven zitten en geniet van alle binnenvaartschepen, boten, sloepjes, jetski’s en watertaxi’s die aan de lopende band voorbijkomen op het Drierivierenpunt. Toen wij er zaten, keek ik op een gegeven moment naar links en zag twee jochies bovenop een reling van de monumentale Damiatebrug staan. Elkaar aanmoedigend sprongen ze om beurten gillend in het water in het laatste stukje van de Wolwevershaven.
En opeens was het daar. Het besef dat de mooiste maanden van het jaar eraan komen. Dat heerlijke, zomerse gevoel. Het deed me denken aan de talloze keren dat we als magere, opstandige pubers naar het Goese Sas fietsten, bij de steiger achter de sluis in het gras onze handdoek legden en om en om van de steiger sprongen. Het liefst bij laag water, want dat maakte de meeste indruk op de meisjes. Even een huishoudelijke mededeling voor jonge lezers: doe dit niet (meer). Het is volgens mij al jaren verboden, als het toen al mocht. Nee, je hoeft niet per se naar het kruispunt van de Beneden-Merwede, de Oude Maas en de Noord voor dat heerlijke, zomerse gevoel. Integendeel, ik ervaar het vaak genoeg in Goes, bijvoorbeeld als ik ’s ochtends tijdens mijn hardlooprondje op de Kattendijksedijk in het ochtendlicht voor het eerst een groene specht tussen het groen zie vliegen of een fazant zie rennen in het weiland. Of als het zomerterras van het Loze Vissertje in Wilhelminadorp voor het eerst vol zit en je, net als de tientallen Vlamingen om je heen, geniet van een speciaal biertje én nog eentje en uiteindelijk besluit om te blijven eten om daarna op de dijk van een schitterende zonsondergang te genieten. Of als je op de Ringbaan opeens voor het stoplicht staat en de brug ziet openen voor alle bootjes uit de Stadshaven en De Werf. Ook heerlijk: die eerste keer dat je op zaterdagochtend naar de markt fietst en diezelfde Stadshaven na een lange winter vol ligt en alle passanten je vanaf hun boot vrolijk groeten.
Of als je voor het eerst in colonne over de Veerweg rijdt naar het Veerse Meer, het bericht leest dat de bontbekplevier weer een nestje heeft gemaakt op het strandje bij Kattendijke of als je een tijdje niet op de Oostsingel bent geweest en de bomen volop in bloei ziet staan. Nee, je hoeft niet per se ergens naartoe voor dat heerlijke, zomerse gevoel. In Goes overvalt me dat zo vaak. Misschien dat toeristen op weg naar de Zeeuwse kust eens wat vaker moeten afslaan richting onze stad. Spijt krijgen ze niet. ‘Verrassend mooi’, zullen ze zeggen als iemand vraagt hoe het hier was.
Eugéne de Kok
Werkte onder andere voor de PZC en Weekblad de Bode en is nu adviseur onderzoekscommunicatie bij de HZ University of Applied Sciences. Hij schreef de boeken Op zoek naar Zeeland, Noord-Beveland en Racoon, alles voor het liedje.
