Herinneringen aan mevrouw Daub
Eerst wat uitleg voor lezers onder de veertig jaar. Vroeger - ik hoor het me zeggen - stuurden mensen een kaartje als ze iemand wilden feliciteren, beterschap wensen of laten weten hoe het ging. Zie het als een analoge versie van een appje of instapost. In de rechterbovenhoek van het kaartje plakte je een postzegel. Hiermee betaalde je het voormalige staatsbedrijf dat na talloze metamorfoses nu PostNL heet. Soms stond slechts de beeltenis van de koningin op de postzegels, maar vaak waren het prachtige, kleurrijke miniatuurtjes.
Als kind verzamelde ik postzegels (dat deed je in de pre-Nintendo- tijd). Ik kreeg ze, weekte ze van brieven en keek in geleende catalogi wat ze waard waren. Zeldzame, oude exemplaren brachten namelijk veel geld op. De kans dat iemand die op een brief plakte was natuurlijk nihil. Als je wat extra zakgeld had en een bijzonder exemplaar per se wilde hebben, kocht je die bij een postzegelhandel.
In Goes ging je dan naar mevrouw Daub, in de Magdalenastraat. Voor een verlegen jochie als ik was dat een ware queeste. Ik zette dan mijn crossfiets tegen de witte gevel waarna ik, met mijn catalogus waarin de beoogde aanwinsten waren aangekruist in de hand, de deur opende om telkens weer te schrikken van de harde bel. Vervolgens stapte ik, alle koopwaar in het ieniemieniewinkeltje bewonderend, naar de toonbank. Daar zag je mevrouw Daub zitten in haar aan de winkel grenzende woonkamer. Ze keek naar rechts, zag mij staan en deed geen moeite haar ergernis te verbergen. Aan mij viel geen geld te verdienen. Ze kwam en knikte waarna ik zenuwachtig naar de kruisjes in de catalogus wees. Zij plukte het handjevol postzegels vervolgens met een pincet uit haar album en liet ze in een rijstpapieren zakje glijden. Na een paar minuten stond ik buiten; een paar gulden armer, enkele postzegels rijker en opgelucht dat de klus was geklaard.
Waarom vertel ik dit? Ik dacht aan het winkeltje van mevrouw Daub toen ik las dat het grootste Zara-filiaal ter wereld in Rotterdam was geopend. Het leek alsof er een wonder was geschied, want elke nieuwsrubriek was lyrisch. Ik heb niets tegen de Zara, mijn dochters zijn fan, maar – als het nog kon – zou ik liever tien keer achter elkaar bij mevrouw Daub een dure zegel aanwijzen om deze ‘toch maar niet’ te kopen dan dat ik een kwartier in het Lagos van de kledingwinkels doorbreng.
In dit soort chaotische, onoverzichtelijke megawinkels grijpt het me naar de keel. De muziek staat hard, de systeemplafonds zijn altijd aan vervanging toe, ademhalen is moeilijk door de liters parfum van alle pubers en de pantalons, sweaters en bloesjes lijken exact op elkaar. Iets authentieks is ver te zoeken. Mevrouw Daub was streng, maar haar winkeltje was uniek. Schitterend. Het is al jaren verdwenen, maar in de Goese binnenstad zijn er gelukkig nog veel van dit soort parels te vinden. Hieraan zouden de nieuwsrubrieken aandacht moeten besteden. Koester deze, is mijn oproep. Het maakt de binnenstad de moeite van het bezoeken waard.
Over Eugène
Eugène de Kok werkte onder andere voor de PZC en Weekblad de Bode en is nu adviseur onderzoekscommunicatie bij de HZ University of Applied Sciences. Verder schreef hij verschillende boeken, waaronder één over Racoon en over ’t Beest.