‘Goese’ Oekraïners vertellen hun verhaal
Elke vluchteling heeft een eigen verhaal. Goes vangt nu ruim 200 Oekraïense vluchtelingen op. Deze zomer openen we twee nieuwe opvanglocaties waar nog eens plaats is voor 150 Oekraïners. In deze Samenspel vertellen Illja, Kateryna en Dmytro hun verhaal.
Illya zit in Goes én Kiev op school
Ze vinden vooral de ‘kleine straatjes en huizen’ mooi in Goes. Illya en zijn moeder Kateryna vluchtten in maart vorig jaar uit Kiev. Daar woonden zij in een groot flatgebouw tussen allemaal andere flats. Ze voelen zich veilig in Goes en wonen hier fijn. Maar als de oorlog is afgelopen, willen ze graag weer terug naar Oekraïne.
Illya is 11 jaar. Hij zit op twee verschillende scholen. De Steenblok School in Goes én zijn oude school in Kiev. Via ZOOM volgt hij Oekraïense lessen. Deze lessen zijn samen met zijn vroegere klasgenoten die ook zijn gevlucht én de kinderen die nog in Kiev zijn.
Sirenes
‘Minder dan de helft van de kinderen uit mijn klas is nog in Oekraïne. Ik vind het fijn dat ik mijn oude klasgenoten kan zien en spreken. De kinderen in Kiev vertellen dat er elke dag sirenes afgaan en dat ze vaak moeten schuilen. Dat vinden ze daar nu gewoon.’
Blij in Goes
Illya en zijn moeder kwamen in oktober vorig jaar naar Goes. Eerst woonden ze in Someren. ‘Midden in het bos, bijna 10 kilometer van de winkels en meer dan 20 kilometer van Illya’s school’, vertelt Kateryna. ‘Ik ben blij dat we nu in Goes wonen. Hier zijn de winkels en de school vlakbij.’
De moeder van Kateryna, Illya’s oma, vluchtte eerst naar Barcelona. Via Engeland kwam ze eind januari aan in Goes. ‘Ik was zo blij. Ook omdat oma mijn hond Marshal heeft meegenomen’, vertelt Illya terwijl hij zijn hond een knuffel geeft.
Met vriendjes spelen
Kateryna kon in Goes aan het werk bij PostNL en Illya is al helemaal thuis op zijn Goese school. ‘Ik speel bij vriendjes en ze komen ook hier bij mij.’ In de Zonnebloemstraat wonen zij samen met 27 andere vluchtelingen uit Oekraïne. ‘En vijf 5 honden’, vult Illya aan. Ze hebben een eigen kamer en een grote gezamenlijke huiskamer met een keuken. Kateryna: ‘Er zijn veel mensen die ons steunen. Oekraïners en ook veel Nederlanders. We voelen ons echt op ons gemak’.
‘De tanks kwamen op onze boerderij af’
Dmytro is blij met zijn baan in het ‘groen’ bij de gemeente Goes. ‘Ik heb leuke collega’s en vind het fijn om buiten te werken. Dat deed ik in Oekraïne ook.’
Een half jaar geleden vluchtte hij halsoverkop zijn land uit, samen met zijn vrouw Anja en hun zesjarige zoontje David. Ze woonden een paar honderd meter van de Russische grens. Ze lieten hun kapotgeschoten boerderij met pijn in hun hart achter. ‘De tanks kwamen al vurend richting ons huis. We waren erg bang. Het is ons gelukkig gelukt om naar Polen te vluchten.
Vriendelijk
De familie kwam in augustus vorig jaar in Goes terecht, omdat een kennis van Anja hier woonde. Wat Dmytro opvalt is dat Goesenaren zo vriendelijk zijn. Ze zeggen hallo, ook als ze je niet kennen. Een praatje maken met zijn buren en collega’s is nog moeilijk. Hij spreekt maar een klein beetje Nederlands en nauwelijks Engels. Dus communiceren gaat met handen voeten én Google Translate. ‘Mijn zoontje zit op school en spreekt al veel beter Nederlands dan Anja en ik’, zegt hij trots.
Elke dag contact met Oekraïne
Veel van zijn familieleden zijn nog in Oekraïne. Zijn ouders konden niet vluchten omdat zijn moeder in het ziekenhuis lag en nu nog gezondheidsproblemen heeft. ‘We hebben elke dag contact. Kijk, ik kreeg dit filmpje net van mijn moeder.’ Op zijn smartphone zijn huizen te zien waar maar weinig van over is. ‘Raar idee, maar mijn ouders zijn gewend geraakt aan de oorlog. Vorige week ontplofte er nog een raket op 200 meter van hun huis.’
Dankbaar
Dmytro is bang dat het nog lang kan duren voor ze terug kunnen naar Oekraïne. 'We missen onze familie en vrienden heel erg. Maar we zijn dankbaar dat we hier kunnen wonen en dat we hier zo goed worden geholpen. Eén van de vrijwilligers heeft me aan mijn baan geholpen. Ik ben heel blij dat ik mijn familie weer zelf kan onderhouden.'
De gemeenten moeten zelf voor voldoende opvangplekken zorgen. Het Rijk laat weten hoeveel plekken er nodig zijn. Ook coördineren wij als gemeente bijvoorbeeld de gezondheidszorg voor de vluchtelingen en het onderwijs voor kinderen en jongeren. We zouden dit allemaal niet kunnen doen zonder de hulp van alle betrokken vrijwilligers.